Mijn moeder vertelde me altijd hoe Gerard
Joling voordat hij echt bekend werd er keihard aan werkte. Niet door alleen te trainen
en dan wachten of hopen dat hij werd ontdekt, maar door zich gewoon overal te
laten zien. Uiteindelijk wordt je natuurlijk vanzelf bekend als je constant
overal maar bent. Ze vertelde dat bij elke talentenjacht of muziekfeestje in de
buurt hij wel was. Dat iedereen inmiddels zoiets had van “ohnee heb je hem ook
weer”, maar dat men dus wel wist wie hij was en wat hij deed.
'Wat de ene Schagernees kan, kan de ander ook'
had ik bedacht. Maar dan in Den Bosch en op design gebied. En niet precies
hetzelfde hoor, minder negatief natuurlijk en die voorgrond positie zou ik ook
heel ongemakkelijk vinden. Maar iets in zijn verhaal trekt me wel.
Ik zou dat ook kunnen doen: op elk design/cultureel event aanwezig zijn en/of er op een bepaalde
manier mee betrokken zijn. Dat je er vanuit kan gaan dat als er een design
evenement is in de stad, dat het vanzelfsprekend is dat ik er ook ben. Bekend
of gekend worden heb je immers gewoon zelf in de hand. Of mensen mijn werk ook
wat vinden staat daar los van.
Maar voordat ik me overal mee bemoei wilde ik
me eerst wat voorzichtiger mengen in Den Bosch en de stad leren kennen. Vrij simpel,
zoals je dat altijd doet bij een nieuwe omgeving, zo fiets ik elke keer een
andere route naar dezelfde bestemming, of stap ik straatjes is die ik niet ken
om te zien waar ik dan uitkom. Zo skate ik steeds een ander rondje naar de
omliggende dorpjes en maak ik gretig gebruik van steeds een ander
recreatie/natuurgebied.
Maar ook wat structureler, zoals mijn flexplekken-test natuurlijk, maar ook door het bezorgen van de post, de regionale
bladen door te spitten, me in te lezen over Den Bosch op cultureel gebied en
natuurlijk de toeristische attracties te bezichtigen.
Laatst volgde ik een lezing in de Verkadefabriek o.a. over gerealiseerde
community art achtige projecten in Den Bosch. Dat bleek in de wijk te zijn waar
ik zaterdags de post bezorgde. En zo ontstaan er vanzelf steeds meer verbindingen
met de stad.
Toen ik de keus had gemaakt om naar Den Bosch
te verhuizen, had ik al gekeken hoe ik me kon verbinden aan de stad. Dat vond
ik meteen: Het museumkwartier zou open gaan voor het publiek, ongeveer
anderhalve maand na onze verhuisdag. Op het moment dat ik het museum benaderde
woonde ik zelfs nog in Utrecht, maar ik moest en zou dat van dichtbij meemaken.
Zo’n aanwinst voor de stad, zo modern en zo’n culturele trekpleister, daar
wilde ik bij zijn. En dus ben ik als vrijwilliger gaan werken in de
gezamenlijke museumwinkel van het Noord Brabants Museum en het Stedelijk Museum
’s Hertogenbosch. We kregen rondleidingen in de musea die op dat moment nog aan
het verbouwen waren. Elke keer zagen we het mooier worden en na de opening door
Prinses Beatrix mochten we de eerste bezoekers ontvangen. Het Brabants Dagblad
besteedde een week aan de twee musea, twitter ontplofte en de eerste dag werden er maar liefst 6.900 bezoekers ontvangen. De reacties zijn nog steeds lovend en
om het allemaal van binnenuit mee te mogen maken is geweldig. (tip: de winkel en
restaurant met tuin zijn vrij toegankelijk, dus ook leuk als je niet naar het
museum gaat)
Er is nog veel meer te ondernemen om me te
blijven ontwikkelen hier en ik zal er dan ook met alle plezier mee doorgaan.
Gevolg is wel dat alles waar ik een passie voor heb of ontwikkel dat in mijn
hoofd zit, zich uit in (grafische) uitingen. Zoals ik vroeger de personen
schilderde die in mijn hoofd zaten, volgen de add-on kaartjes nu vaak mijn
leven. Het duurt niet lang meer of Den Bosch zal verschijnen in mijn werk.
Liefde ontwikkelen is iets moois, maar pas als je het ook kan uitdragen geeft
het echt voldoening.